Zodra ik kon lezen, verloor ik mezelf in boeken. Zo lang als ik me kan herinneren, fantaseerde ik van alles bij elkaar, van draken en helden tot schepen en monsters. Vanaf het moment dat ik echt kon schrijven, vloeiden woorden uit mijn potlood of pen en legde papier mijn eerste verhalen vast. Ruw, ongevormd, maar toen al mijn passie.
Op de lagere en middelbare school, wanneer klasgenoten het vreselijk vonden om een opstel of verhaalopdracht uit te moeten voeren, verzon ik al onverwachtse gebeurtenissen om mijn docenten op het verkeerde been te zetten. Als ze dachten dat mijn verhaal deze kant uit zou gaan, zouden ze vast verrast zijn wanneer het opeens de andere kant uit ging. Uiteindelijk vond ik in de journalistiek een manier om elke dag te kunnen schrijven en er ook nog geld mee te verdienen. Maar het verhalen schrijven liet ik nooit los. Dat was een uitlaatklep, een manier om goede en slechte gebeurtenissen te verwerken. Ik bleef een af en toe schrijver, in de avonduren en de weekeindes. Dat maakte me niet minder trots wanneer ik met een verhaal in een wedstrijd de top tien behaalde, zelfs een paar keer tweede werd. Bij de King Kong-verhalenwedstrijd en opvolgers Millennium Awards, de Paul Harland Prijs en Harland Awards, bij Fantastels. Met publicaties in diverse bundels van Ragnarok en Zwarte Sterren, (Babel SF), Millennium (Boekerij), Echte liefde (Verschijnsel) en Pure Fantasy, in tijdschriften zoals SF Terra en Wonderwaan. Maar ik bleef een af en toe schrijver. Tot ik het zoveelste uit de hand gelopen korte verhaal niet weglegde, maar er mee door bleef gaan, om te kijken waar het toe zou leiden. Dat werd mijn boekdebuut: ‘Als een leven botst’, bij uitgeverij Macc. Inmiddels ben ik besmet met het boekenvirus en bezig met de opvolger: ‘Als werelden botsen’. Ook alweer een uit de hand gelopen verhaal, want voorlopig opgezet als een trilogie. Ik nodig je uit om de komende tijd met me mee te gaan op reis - door de tijd, door werelden - en samen met mij uit te vinden waar het eindigt. |